Nationaal Groeifonds reserveert 125 miljoen voor de transitie naar proefdiervrije innovatie

Nieuws nationaal groeifonds

Het Nationaal Groeifonds reserveert 125 miljoen voor een nieuw Centrum voor Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT) om de komende tien jaar de transitie naar proefdiervrij onderzoek te versnellen. Dit kan leiden tot veiligere, effectievere en betere behandelingen met minder dierenleed. Dit levert economische en maatschappelijke winst op: betere geneesmiddelen en minder dierproeven. Hogeschool Utrecht is onderdeel van het kernteam van het CPBT.

Steeds vaker blijkt dat de resultaten verkregen uit dierproeven maar beperkt of zelfs helemaal niet vertaald kunnen worden naar de mens. In negen van de tien biomedische ontwikkelingstrajecten blijkt pas tijdens de studie met patiënten dat dierproeven niet de therapeutische werking in de mens voorspellen. Dat maakt ontwikkeling van nieuwe medicijnen miljarden duurder en zorgt voor onnodig dierenleed. Jaarlijks worden er alleen al in Nederland 450.000 dierproeven uitgevoerd. Dit aantal is de afgelopen tien jaar niet gedaald.

Nieuw centrum voor revolutionaire verandering

Het CPBT wil samen met een groot aantal nationale en internationale partijen een centrum realiseren voor het ontwikkelen en verspreiden van proefdiervrije innovaties en expertise. Het CPBT wil zich in eerste instantie gaan richten op transitietrajecten op het gebied van ALS en taaislijmziekte. Het CPBT is van plan om de ontwikkelde methoden, tools en expertise samen met onderzoekers en bedrijven te implementeren. Het nieuwe centrum wil onderwijs, trainingen, advies en ondersteuning leveren om daarmee de acceptatie en gebruik van proefdiervrije biomedische innovaties te versterken. Het CPBT wordt een integraal programma dat de transitie naar proefdiervrij versnelt en het verdienvermogen van Nederland gaat versterken.

"Wij gaan onze kennis inzetten bij de implementatie van proefdrievrije methoden in het bedrijfsleven, bij regulatoire autoriteiten en het onderwijs en onderzoek."

Maatschappelijke en economische impact

Prof. Wouter Dhert van het strategisch thema Life Sciences van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht zegt als een van de initiatiefnemers van het CPBT: “We zijn er enorm trots op dat het Groeifonds geld reserveert voor dit prachtige initiatief en zullen de komende periode onze plannen aanpassen, zodat we daarna echt van start kunnen gaan. Als wij laten zien dat economische meerwaarde gekoppeld kan worden aan betere translatie van biomedische innovatie naar de patiënt met als resultaat minder proefdieren, zal Nederland een unieke leidende positie in de wereld innemen.”

Mede initiatiefnemer prof. Daniela Salvatori van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, licht toe: “De behoefte om tot minder proefdieren te komen is wereldwijd groot. Kijk bijvoorbeeld naar de recent door president Biden getekende FDA Modernization Act 2.0, waarbij de weg is vrijgemaakt voor toelating van nieuwe geneesmiddelen tot de markt zonder dierproeven. Er is veel in beweging! Het is daarom belangrijk om onze professionals voor te bereiden met goede opleidingen en trainingen.”

Cyrille Krul, lector Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry en lid van het kernteam van het CPBT: “Als trekker van de Propositie en Expertise ontwikkeling gaan wij onze kennis in zetten bij de implementatie van proefdiervrije methoden in het bedrijfsleven, bij regulatoire autoriteiten en het onderwijs en onderzoek. Het groeifonds sluit hierbij perfect aan bij het eerder gehonoreerde NWA project Virtual Hum Platform 4 Safety Assesment waar bij we gerichte expertise - onder andere data science en geavanceerde in vitro modellen - ontwikkelen voor proefdiervrije innovaties bij de veiligheidsbeoordeling.”

Het Centrum voor Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT) is een initiatief van de Universiteit Utrecht, het UMC Utrecht, de Hogeschool Utrecht en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Het initiatief kent een groot aantal landelijke publieke en private partners. Het groeifondsvoorstel is ingediend door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Deel dit artikel